Specificiteit van de Verslavingen Sector

De sector “Verslavingen” van de FPSTS groepeert 15 revalidatie-instellingen voor drugsverslaafden (RIZIV-overeenkomsten 7.73) die zich richten tot volwassenen met een probleem van misbruik of afhankelijkheid van psychotropen.

De behandeling hiervan gebeurt in specifieke zorgstructuren, afgestemd op het type behandelde patiënten, hun leefstijl en hun uiteenlopende hulpvragen.  Die laatste houden verband met het unieke traject van de patiënt, of het nu gaat om het weer in vraag stellen van hun gebruik of om de uiting van een psychisch lijden of nog om een sociale ontsporing. De instellingen bieden dus gedifferentieerde en specialistische zorg aan. In totaal begeleiden ze ongeveer 3.000 patiënten1  met een personeelsbestand van  445,72 VTE (telling van het jaar 2015).

Onderstaande tabel geeft de verdeling weer van de verschillende dienstcategorieën per regio, het aantal begeleide personen in 2015, het begeleidend personeel in VTE en de RIZIV-subsidies. 

In de loop der tijd ontwikkelden de verschillende instellingen een expertise en samenwerking die hen de mogelijkheid bood de verschillende facetten van de verslavingsproblematiek doeltreffend te behandelen en een samenwerkingsverband uit te bouwen, steunend op de complementariteit van de verschillende diensten en het streven naar transversaliteit. 

De realiteit van ons werkterrein  !


Doelpubliek


Het publiek van onze instellingen bevindt zich vaak in een situatie van sociale uitsluiting en grote kwetsbaarheid. Om dit publiek te helpen moeten de internationale socialezekerheidsakkoorden worden gemobiliseerd en moet de dringende medische hulpverlening worden toegepast, zodat ze soms naar een gewoon verzekeringsstelsel kunnen terugkeren. Wij vinden immers dat het de verantwoordelijkheid van de geconventioneerde instellingen is om deze mensen zonder verzekering op te vangen in naam van de volksgezondheid en de sociale cohesie.

Een belangrijk bijkomend probleem vandaag is dat van het besmettingsgevaar door het hepatitis C-virus en de terugkeer van het gebruik van injectienaalden. Het is immers zo dat 80 % van de nieuwe hepatitis C-gevallen vandaag bij druggebruikers voorkomt. Bovendien is het niet duidelijk in hoeverre de sensibilisering hierrond en een aangepast gedrag om de risico’s te beperken ook effectief ingang vinden bij deze bijzondere subpopulatie.  Ook een toename van de verspreiding van andere ziektes, die normaal wel gevoelig zijn voor “harm reduction” (hiv, HBV), kan niet uitgesloten worden.

Diversiteit van de voorzieningen


Het werk in de verschillende centra is in de praktijk zeer gediversifieerd.

Zo worden in een ambulant centrum andere zorgen verstrekt dan in de dagcentra, crisisopvangcentra of nazorgcentra. Hoewel ieder centrum er dus een eigen klinische praktijk op nahoudt, zijn er toch een aantal gemeenschappelijke kenmerken die een classificatie mogelijk maken.

De ambulante centra:


De MSOC en sessiecentra richten zich voornamelijk tot een publiek dat niet of alleszins niet onmiddellijk, van plan is om af te kicken en het druggebruik volledig op te geven. De gebruikers hebben gemakkelijk toegang tot deze centra, zonder dat hun gebruik direct in vraag gesteld wordt. In sommige gevallen zal de begeleiding zich vooral toespitsen op een stabilisering van hun gebruik (voorschrijving van vervangende producten) en de herstelling van een evenwicht op sociaal en gezondheidsvlak.
Anderen willen stoppen met het gebruik van psychotrope producten en weer anderen willen vooral weer grip krijgen op hun relationele en emotionele toestand. Deze eerstelijnscentra bieden zorg aan een groot aantal patiënten en vervullen zo een functie van volksgezondheid: ze bieden een laagdrempelige toegang tot zorg aan een publiek dat steeds meer bestaat uit zeer kwetsbare en gemarginaliseerde gebruikers. 

De dagcentra:


Zoals de naam het zegt, bieden deze centra overdag begeleiding met de nodige ondersteuning, vertrekkend vanuit de dagelijkse leefwereld van de patiënten. De centra zijn gestructureerd en bieden structuur, zonder de band van de verbruiker met zijn sociale, familiale of professionele milieu door te knippen.
Dit type begeleiding vormt in zekere zin een “middenweg” tussen de residentiële opvang, met voltijdse begeleiding, en de ambulante psychosociale opvolging, die werkt met zorgvuldig gespreide gesprekken. Deze centra bieden het voordeel dat er gewerkt kan worden in de eigen leefomgeving van de patiënt.

De residentiële centra:

Deze omvatten crisisopvangcentra, centra voor kortverblijf, nazorgcentra en therapeutische gemeenschappen. Vandaag worden de residentiële centra geconfronteerd met een vraag van gebruikers die de opvangcapaciteit van de centra ruimschoots overschrijdt.
Het aanbod van de residentiële centra is groot en zeer gevarieerd: individuele of gemeenschappelijke opvang, lange of korte duur, verschillen in methodologie … Ze spelen in op de noden van de gebruikers, hun levensparcours én de vraag van hun omgeving. Ze staan in voor de opvang en begeleiding van de gebruikers en willen zo hun levenskwaliteit verbeteren.  Het grote aantal aanvragen wijst op het nut en de relevantie van de residentiële voorzieningen in de begeleiding van de gebruikers naar een beter welzijn.

Complementariteit en perspectieven

Ondanks deze verschillen door de grote diversiteit aan therapeutische werkwijzen hebben onze instellingen allen met elkaar gemeen dat ze actief zijn in de wereld van de geestelijke gezondheidszorg en zich richten tot een publiek met een complexe en chronische problematiek. De behandeling hiervan strekt zich meestal uit over meerdere jaren, met periodes van stabilisering en periodes van herval, wat eigen is aan de evolutie van dit zorgproces. Om die redenen zijn wij voorstander van het behoud van deze diversiteit en complementariteit van de instellingen op het vlak van de noden van de gebruikers en benadrukken we de noodzaak van continuïteit bij deze zorgen en diensten (zie het richtsnoer dat samengesteld werd in het kader van de opvolging van de consensusconferentie Wallonië-Brussel). We zijn ook voorstander van de vrijheid van de gebruikers om zich tussen de verschillende gewesten en gemeenschappen van ons land te bewegen. De gebruikers moeten vrij kunnen blijven kiezen waar ze geholpen willen worden. Dit idee stemt onder andere overeen met het “nomadische” karakter van de verslaafde persoon. De woonplaats mag overigens het toekomstige financieringscriterium niet beïnvloeden.

Het opvangwerk in onze diensten vereist de inzet van heel wat personeel en deze inspanningen moeten erkend en gewaardeerd worden in het kader van de ons toegekende subsidies. 

Het is belangrijk rekening te houden met de specificiteit van grote steden en de “cosmopolitisering” van het doelpubliek. Ter compensatie van de gederfde inkomsten als gevolg van hulpverlening aan insolvente patiënten stellen onze instellingen een aanpassing voor om de financiële waarderingsvoorwaarden van de prestaties aan het sociale profiel van dit deel van de bevolking aan te passen.

Het is ook belangrijk dat de multidisciplinaire professionele begeleiding die momenteel bestaat, voortgezet kan worden in minstens dezelfde omstandigheden als vandaag en dat het volledige behandelingsproces, de evolutie en de evaluatie ervan kan blijven plaatsvinden in overleg met de ons financierende overheden. 

Naast het behoud van deze voorzieningen wijzen we ook op het belang van de valorisatie van heel wat praktijken en initiatieven van een aantal van onze leden die zich richten tot een nog marginaler publiek (sociale begeleiders, veilige gebruikersruimten, housing first). We pleiten ook voor de ondersteuning van de teams die geconfronteerd worden met steeds ernstiger en complexere zorgvragen door meer middelen ter beschikking te stellen voor onder andere de vorming van het therapeutisch personeel.

De problemen versus de grenzen van onze acties


In de loop der jaren zagen we hoe het werk in onze sector zich sterk uitgebreid heeft met een hele reeks nieuwe invalshoeken en praktijken die geleidelijk het zorgaanbod aanvulden, wat wij alleen maar kunnen toejuichen. Tegelijk is echter ook het aantal personen met verslavingsproblemen blijven stijgen. Bovendien nam de verslavingsproblematiek binnen de populatie andere vormen aan (afhankelijkheid van meerdere substanties, de opkomst van nieuwe substanties, binge drinking …), wat dan weer gepaard ging met een explosie van psychisch lijden in alle bevolkingslagen van onze maatschappij. De antwoorden hierop blijken fragmentarisch en soms inefficiënt.

Onze beroepspraktijk moest zich aan die evolutie aanpassen door flexibiliteit en creativiteit aan de dag te leggen. Er ontstonden centralisaties en spontane samenwerkingspraktijken via netwerken. Die laatste maken voortaan, terecht, deel uit van het verplichte “arsenaal” van ieder nieuw project dat dingen wil realiseren in de geestelijke gezondheidszorg. Het huidige project voor de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg vormt de voorbode van nieuwe behandelingspraktijken die de werkdruk in onze sector alleen maar zal doen toenemen.

Er wordt echter geen rekening gehouden met de extra werkkrachten en financiële middelen die dergelijke nieuwe praktijken vragen.  De bewering dat steeds complexere situaties kunnen opgelost worden met steeds minder middelen is paradoxaal.  Uit een grondig onderzoek van de problematieken blijkt immers dat tal van projecten opgestart zouden moeten worden om tegemoet te komen aan de noden van de mensen die van onze diensten gebruik maken: zowel op het vlak van socioprofessionele herinschakeling en ouderschap als met betrekking tot residentiële voorzieningen voor ondersteuning en begeleiding naar zelfstandigheid. De al te vaak gehoorde analyse die stelt dat we beter zullen presteren door een efficiëntere aanwending van de synergieën tussen de diensten is volgens ons een discours wars van enige kennis van de situaties op het terrein.

Een flink aantal van onze diensten wordt bovendien geconfronteerd met het bijkomend probleem dat een belangrijk deel van het gerealiseerde werk geen enkele subsidie krijgt en de werklast alleen maar verhoogt (werken met mensen zonder papieren, onverzekerde patiënten enz.).

Voorstel: Onze sector vraagt om een evaluatie van onze reële noden, in overleg met de financierende overheidsinstanties, en de uitwerking en programmering van een doeltreffend sociaal en gezondheidsbeleid, dat noodzakelijk is om het hoofd te kunnen bieden aan de huidige en toekomstige uitdagingen in onze sector.

1Een groot aantal prestaties in de ambulante centra kunnen niet gefactureerd worden (patiënten die niet in orde zijn met het ziekenfonds, die geen vaste woonplaats hebben of illegalen). Afhankelijk van de diensten geldt dit voor 15 tot 30 % van hun werkvolume.